Het is een van de meest prangende vragen in de bouwsector: net-zero bouwen, wat is dat precies en hoe kunnen we dit realiseren? Lode Lefevre, project engineer sustainable design bij Sweco coacht ontwerp- en engineeringteams richting duurzamere keuzes. Als strategische gids duurzaamheid kijkt hij met kritische blik naar trends, gebruikte terminologie en de toepassingen die ze omvatten.
Voor Lode begint alles bij helderheid: “Ik ga prat op definities. De juiste scope en betekenis hanteren is basis, maar blijkt toch zo moeilijk.” Zo is de term “net-zero” in de praktijk bijzonder vaag. “Gaat het over operationele uitstoot, of ook over ingebedde CO₂? En wat betekent ‘zero’?”
Over welke CO₂ hebben we het?
“Het idee komt uit de energiewereld: evenveel energie verbruiken als je zelf produceert – maar niet noodzakelijk op hetzelfde moment, dat wordt bedoeld met zero.” Die logica sluipt nu ook het debat over ingebedde CO₂ binnen, via carbon offsets. “Je compenseert uitstoot door elders iets ‘positiefs’ te doen. Maar dat is niet zo eenvoudig. Het gaat namelijk over CO₂-equivalenten. Dat slaat op alle broeikasgassen en niet enkel CO₂. En de positieve impact van een boom laten planten bijvoorbeeld, is berekend over decennia – wie garandeert dat die boom er over 50 jaar nog staat?”

Energiebuffering: essentieel voor echte net-zero
Lode werkt aan projecten die op verschillende manieren inspelen op die uitdaging. Enerzijds zijn dat energie-neutrale gebouwen, anderzijds gebouwen met een actieve rol in CO₂-opname. Maar zelfs bij zulke iconische projecten blijven er structurele obstakels. “Gridcongestie is op dit moment een van de grootste problemen. We rekenen nog altijd op het net om energie op en af te halen, maar dat systeem kraakt. Willen we echt naar zero, dan moeten we evolueren naar meer energie-autonome gebouwen, met buffering als essentieel onderdeel.”
Die buffering past binnen wat hij nog altijd ziet als een waardevol kader: de Trias Energetica. “Eerst de energievraag beperken, dan duurzaam opwekken, en ten slotte efficiënt gebruiken. Dat derde punt krijgt vandaag te weinig aandacht. Zonder buffering blijven we afhankelijk van een net dat steeds meer onder druk komt.”
De impact van materialen
Daarnaast kijkt Lode naar de productie van bouwmaterialen als hefboom voor verandering. “Neem beton. Mensen zijn daar soms radicaal tegen, maar de echte boosdoener is staal- of cementproductie. Die vertegenwoordigen zes procent van de wereldwijde CO₂-uitstoot. Als we de energietransitie in de industrie doorzetten, daalt ook de ingebedde uitstoot van materialen zoals beton.”
Voor materiaalkeuzes hanteert Sweco het kader van de Trias Circularia. Dat vertrekt vanuit een duidelijke logica: zo min mogelijk materiaal gebruiken, vervolgens kiezen voor hergebruik of gerecycleerde of laag-impact materialen, en ten slotte zorgen voor efficiënt gebruik over de volledige levensduur. “Dat betekent ook: remontabel ontwerpen, en bij voorkeur zonder afhankelijk te zijn van gesloten ecosystemen of ‘kits of parts’. Voor technieken of woningen kan dat soms werken, maar bij grotere gebouwen is schaal een uitdaging. Dan zie ik meer in ontwerpprincipes die losmaakbaarheid en aanpasbaarheid centraal stellen.”
Correct monitoren met correcte data, minder evident dan het lijkt
Monitoring speelt een sleutelrol in het verduurzamen van gebouwen – maar je moet goed weten wat je monitort. “De operationele impact wordt uitgespreid over de levensduur, maar de ingebedde impact gebeurt volledig aan het begin. Die moet je dus over een zo lang mogelijke periode afschrijven. Als een kantoorgebouw na 15 jaar al wordt gesloopt, is de milieuwinst van duurzame materialen grotendeels verloren.”
Sweco biedt ook commissioning aan, een essentieel onderdeel dat zorgt dat een gebouw ook effectief presteert zoals het ontworpen is. Maar ook daar zijn valkuilen: “Bij data-gestuurde optimalisatie is het cruciaal dat je werkt met correcte, voldoende en representatieve data. En je moet begrijpen hoe de data verwerkt worden. Als dat niet transparant gebeurt, krijg je het ‘black box’-effect – of erger: een self-fulfilling prophecy.”
Als je de lat echt op zero legt, moet je durven erkennen dat bouwen altijd een impact heeft. En net dat besef is het begin van echte duurzaamheid.
Lode Lefevre, project engineer sustainable design bij Sweco

En wat zegt de economische realiteit?
De hamvraag blijft natuurlijk: wie betaalt dit alles? “Zonder verdienmodellen krijg je het nooit structureel ingebed. Voor zonnepanelen werkt het omdat er een duidelijke ROI is. Maar voor technieken zoals aqua- of riothermie ligt dat moeilijker – overheidssteun kan dan een hulp bieden.” Lode pleit daarom voor gerichte subsidies en heldere CO₂-doelstellingen. “Niet alles is zomaar terug te verdienen, dus moet de overheid inspringen waar dat wél maatschappelijk rendeert.”
Het begint bij de basis
Ontwerpen met oog op onderhoud en aanpassing, dat is de slimste investering. “Beeld je in dat je het zelf moet oplossen. Dat is vaak de beste redenering.” De materialen die je vandaag inbouwt, moeten over dertig of vijftig jaar nog altijd relevant én vervangbaar zijn. Circulaire strategieën, zoals remontabel ontwerpen of het verlengen van de functionele levensduur, zijn voor Sweco geen nichetoepassingen maar basislogica.
En toch: bouwen zonder impact blijft een paradox
Toch draait het niet alleen om geld, maar ook om fundamentele keuzes. “We bouwen nog steeds alsof impactloos bouwen een haalbare kaart is. Maar hoe kunnen we ‘geen impact’ hebben en tegelijk zoveel bouwen? Welke ‘plussen’ realiseren we om al onze ‘minnen’ te compenseren? Dat lijkt mij, eerlijk gezegd, onmogelijk.”
Voor Sweco is dat dan ook de kern van het debat: de paradox benoemen, in plaats van ze weg te rekenen. “Zolang we onze definities vaag houden, blijven we discussiëren zonder oplossing. Als je de lat echt op zero legt, moet je durven erkennen dat bouwen altijd een impact heeft. En net dat besef is het begin van echte duurzaamheid.”

Hoe zat dat ook alweer met die bomen en dat bos?
Er verschillende manieren om de milieubelasting van een gebouw te meten: CO2, CO2eq, CO2eq/m², CO2eq/m²/j, en CO2eq/m²/j/intensiteit. Wat betekent het allemaal en hoe moeten ze worden toegepast?
CO2eq (CO2-equivalent), of hoe bomen planten alleen niet volstaat.
CO2eq staat voor kooldioxide-equivalent en is een maat voor het totale effect van alle broeikasgassen in de atmosfeer. Niet alle broeikasgassen hebben hetzelfde effect op de opwarming van de aarde. Door ze om te rekenen naar CO2-equivalenten, kunnen we een gezamenlijke maat gebruiken om hun impact te beschrijven. Dit omvat naast CO2 ook andere gassen zoals methaan (CH4) en lachgas (N2O), die vaak een sterkere invloed hebben per molecuul.
CO2eq/m², of hoe we het grotere plaatje niet uit het oog mogen verliezen.
Deze term verwijst naar de totale hoeveelheid CO2-equivalenten per vierkante meter. Dit is een manier om de milieubelasting van een gebouw of project te kwantificeren op basis van de oppervlakte, en dus helpt bij het vergelijken van de milieu-impact van verschillende gebouwen of ontwerpvarianten. Een ontwerpvariant kan bijvoorbeeld de meest efficiënte zijn qua materiaal footprint, maar toch de grootste totale impact hebben van alle overwogen varianten.
Vergelijk het met compact bouwen: een groot gebouw met goede compactheid zal in kWh/m² beter presteren dan een klein gebouw met slechte compactheid. Maar in absolute waarde blijft het kleine gebouw minder energie verbruiken.
CO2eq/m²/j:
CO2eq/m²/j verwijst naar de CO2-equivalenten per vierkante meter per jaar. Dit is een maat voor de jaarlijkse milieubelasting van een gebouw over zijn levensduur. Het houdt rekening met de tijd en helpt bij het evalueren van de duurzaamheid van een gebouw op lange termijn. Embodied carbon, oftewel de ingebedde koolstof die vrijkomt bij de productie en constructie van een gebouw, wordt in één keer uitgegeven aan het begin van de levensduur van het gebouw. Hoe langer een gebouw in gebruik is, hoe langer de afschrijfperiode van de embodied carbon. Dit onderstreept het belang van het verlengen van de levensduur van gebouwen om de jaarlijkse impact te verminderen. Bijvoorbeeld, slopen na 15 jaar doet een deel van de duurzame maatregelen te niet.
CO2eq/m²/j/intensiteit:
CO2eq/m²/j/intensiteit gaat een stap verder door ook rekening te houden met de gebruiksintensiteit van een gebouw. Een gebouw van 1000 m² dat gedurende 60 jaar door slechts één persoon wordt gebruikt, heeft niet veel ‘meerwaarde’ opgeleverd, ook al voldoet het aan alle voorgaande voorwaarden.
Denk aan deelauto’s. Auto’s in privé-eigendom staan 95% van de tijd stil. Deelauto’s worden intensiever gebruikt, verminderen het aantal auto’s en dus ook de milieu-impact. Dit principe kan ook worden toegepast op gebouwen.
Echte duurzaamheid is meer dan uitstoot compenseren
Het gaat niet alleen om de totale CO2-uitstoot, maar ook om hoe efficiënt en duurzaam een gebouw wordt gebruikt. Het is belangrijk om materialen en gebouwen zo te ontwerpen dat ze een maximale meerwaarde leveren gedurende hun levensduur. Dat is het verschil tussen echte duurzaamheid en alleen streven naar compensatie van de impact.
Overig nieuws

Webinar: Zeker van je energie. Klaar voor flexibiliteit.
Lees meer

Sweco en VLM onderzoeken hoe plattelandsprojecten de biodiversiteit kunnen versterken
Lees meer

Net-zero bouwen, kan dat wel?
Lees meer